Bij de bekering van Ayaan Hirsi Ali

De bekering van Ayaan Hirsi Ali tot het christendom heeft bij veel van haar bewonderaars geleid tot verbazing en teleurstelling. Is atheïsme, zoals Ali beweert, een zwaktebod?

Door Johan van de Beek

Als Ayaan Hirsi Ali op 11 november 2023 in een artikel in UnHerd bekend maakt dat ze zich heeft bekeerd tot het christendom, reageren veel van haar vrienden en bewonderaars met verbazing. En ook met teleurstelling. Waarom zoekt een ex-moslima die zich op heroïsche wijze aan de wurggreep van de meest fundamentalistische interpretatie van de islam heeft ontworsteld na twintig jaar atheïsme en islamkritiek haar toevlucht tot religie?

Ze is, proef je, nog steeds een heldin voor velen. Een vrouw die respect verdient (ik laat hier mensen die haar haten vanwege haar islamkritiek of dood wensen vanwege afvalligheid buiten beschouwing). Maar de bekering tot het christendom lijkt iets van haar glans weg te nemen bij haar atheïstische vrienden. Een van hen, iemand die ik volg op Twitter/X, schrijft dat de tragische realiteit is dat religies mensen intellectueel kreupel maken. En nu omarmt Ali weer een religie waarin de mensheid het centrum van het universum is. Wat een tragisch misverstand, schrijft hij.

Ayaan Hirsi Ali. Photo: Michael Kooren

De evolutionair bioloog Colin Wright schrijft dat zijn teleurstelling te maken heeft met de overtuiging dat niet geloven in een God of goden de rationeelste positie is. Dat iemand van atheïst bekeerling wordt is in zijn ogen een stap terug naar het irrationele. Anderen wijzen erop dat er theologische argumenten zijn om te denken dat Ayaan nu dezelfde God omarmt die ze jaren geleden heeft verlaten. Zijn joden, christenen en moslims immers niet takken van dezelfde Abrahamitische boom? En was het niet paus Paulus VI die in Lumen Gentium (Licht van de Volkeren) in 1964 liet opnemen dat moslims “samen met ons de ene en genadige God aanbidden, die op de laatste dag over de mensheid zal oordelen”?

Mensen die opgroeien met religie kunnen na het afscheid van het geloof een innerlijke leegte voelen met het klimmen van de jaren. Het verstand zegt dat de gemaakte keuze juist is, maar het hart sputtert tegen. De Britse theoloog Don Cupitt schrijft dat iemand in het Westen nooit niet-christen kan worden. Je kunt je zelf wel omschrijven als seculier of atheïst, maar dat heeft weinig invloed op de manier waarop je droomt. Je dromen zijn, volgens Cupitt, nog steeds christelijke dromen.

De redenen die Ali zelf aanvoert voor haar bekering zijn: de opkomst van autoritaire samenlevingen, de wereldwijde opmars van islamisme en de verspreiding van de ideologie van het wokisme. Dat wordt door sommige critici als ongeloofwaardig en, hier en daar, ook als lachwekkend gezien. Dit is immers een vrouw die in het gezelschap verkeerde van ’s werelds bekendste atheïsten, onder wie Christopher Hitchens en Richard Dawkins. “Hoe meer tijd ik met hen doorbracht, hoe meer vertrouwen ik kreeg dat ik de juiste keuze had gemaakt”, schrijft Ali. Dat ze toch van mening verandert, komt omdat de bedreigingen van het vrije westen volgens haar niet meer met moderne, seculiere gereedschappen (militair, economisch, diplomatiek en technologisch) buiten de poorten kunnen worden gehouden.

The enemy is at the gates.

En atheïsme is te zwak, vindt ze. Het enige wat volgens haar werkt, is het in stand houden van de joods-christelijke erfenis waar alle ogenschijnlijk seculiere vrijheden in het Westen hun wortels in vinden. En, voegt ze er aan toe, ze vindt een leven zonder spirituele troost ondraaglijk.

Douglas Murray

In de woorden van Ali klinken echo’s van Douglas Murray, de schrijver van The Strange Death of Europe (Immigration, Identity, Islam) en The Madness of the Crowds (Gender, Race and Identity) door. Murray wordt opgevoed als christen en verlaat het geloof als twintiger. Hij is nu een rebounder. Hij is niet gelovig, maar noemt zich een cultuurchristen. En hij is teleurgesteld dat het atheïsme, als traditie en gemeenschap, volgens hem weinig of niets bijdraagt aan het verlichten van lijden, tragedies en de dood. Atheïsme heeft, aldus een citaat van Murray in Premier Christianity, eigenlijk niets te melden als het gaat om vergiffenis, wroeging, schuldgevoel en verzoening. De verwachting was dat dit gat zou kunnen worden gevuld met poëzie en filosofie. Maar dat is niet gebeurd, vindt hij.

Murray was bevriend met zowel de journalist (en hardcore atheïst) Christopher Hichens (God is not Great, The Portable Atheist) als de conservatieve filosoof sir Richard Scruton.

Roger Scruton

Scruton was een atheïst die in zijn leven en werk steeds dichter naar het christelijke geloof schoof. Hij schrijft in The Face of God: “Mensen lijden onder eenzaamheid in alle omstandigheden van hun aardse leven. Ze kunnen eenzaam zijn in hun eentje, of eenzaam in gezelschap; ze kunnen een volle kamer van vriendelijke mensen binnengaan en merken dat hun eenzaamheid erdoor verdiept wordt; ze kunnen zelfs eenzaam zijn in het gezelschap van een vriend of echtgenoot. Er is een menselijke eenzaamheid die voortkomt uit een andere bron dan het gebrek aan gezelschap, en ik twijfel er niet aan dat de mystici die over dit feit hebben gemediteerd gelijk hebben om het in metafysische termen te zien. De scheiding tussen het zelfbewuste wezen en zijn wereld kan niet overwonnen worden door een natuurlijk proces. Het is een bovennatuurlijk defect dat alleen door genade verholpen kan worden”.

Is die eenzaamheid authentiek? Of bestaat die slechts bij de gratie van indoctrinatie? Stanford-professor Robert Sapolsky (bioloog, neuroloog) zegt dat de mythes die we zelf verzinnen (bijvoorbeeld dat er een God is die van ons houdt) heel goed werken bij het bezweren van angsten en spanningen. Maar wat die mythes vooral doen is de spanningen verminderen die door de mythes zelf zijn veroorzaakt. Dit is wat de wetenschapper Nassim Nicholas Taleb (The Black Swan), in een andere context, een zichzelf likkende lolly noemde.

Robert Sapolsky

Sapolsky is een interessante man. Hij publiceert najaar 2023 Determined — Life Without Free Will waarin hij betoogt dat vrije wil niet bestaat. Onze acties worden niet door onszelf bepaald, maar worden gestuurd door biologie, hormonen, onze kindertijd en externe omstandigheden. We hebben wel het gevoel dat we zelf keuzes maken, maar dat is slechts een illusie. Alles wat we doen is het resultaat van achter ons liggende oorzaken waar we geen greep op hebben. Anders gezegd: een mens kan doen wat hij wenst, maar is niet vrij is om zijn wensen te kiezen. Ayaan heeft er, zou je kunnen zeggen, niet voor gekozen om Christen te worden. Het lag in haar besloten dat het zo zou gaan.

Van Sapolsky is online een college te vinden (Biological Underpinnings of Religiosity) waarin hij diep in gaat op de vraag of er biologische factoren zijn die kunnen verklaren waarom mensen een religie aanhangen. Het is een betoog over schizotypische persoonlijkheden, magisch denken en de hang naar het irrationele door de geschiedenis van de mensheid heen. Alles komt voorbij. Sjamanen, druïden, kruidenvrouwtjes, priesters. In religies zijn de rituelen van gelovigen van doorslaggevend belang stelt Sapolsky. Hij citeert schrijfster Harriet Beecher Stowe die ooit zei dat geloof dagelijks brood is en niet slechts cake op zondag.

God zit in de details.

Net zoals de details die moeten kloppen voordat iemand bijvoorbeeld een sollicitatiebrief de deur uit doet: bureau opruimen, mail checken, op de telefoon kijken, mail nog een keer checken, thee zetten. Allemaal handelingen die niets te maken hebben met de sollicitatiebrief, maar blijkbaar het brein moeten klaarstomen en kalmeren. En zo hebben religies hun vaste rituelen. Rozenkrans bidden. Wassingen. Weesgegroetjes. Voedselvoorschriften. Vasten. Onthoudingen. De gebedsrol draaien.

Sapolsky is geen atheïst in de activistische stijl van the four Horsemen (Christopher Hitchens, Richard Dawkins, Sam Harris en Daniel Bennettt). Hij is een wetenschapper die verklaart dat het aanhangen van een religie veel voordelen heeft: “Het maakt dat je je beter en blijer voelt, minder spanningen hebt en je maakt ook nog deel uit van een gemeenschap”.

Wat hij betwist is dat deze positieve effecten het gevolg zijn van de invloed van een bovennatuurlijk rijk, aangestuurd door een God. Hij betoogt dat het de oogst is van evolutionaire aanpassingen en dat er relaties zijn tussen religie en schizofrenie, dwangstoornissen en epilepsie. Hij benadrukt herhaaldelijk dat hij niet zegt dat religieuzen ‘gek’ of psychiatrisch verdacht zijn. Wat hem fascineert, is dat mensen geloven in zaken die, in een seculiere context, levensbedreigend zouden zijn en tot verbanning uit de gemeenschap zouden leiden. Binnen het geloof kunnen ze echter rekenen op waardering en beloning.

Tegen het einde van zijn college komt Sapolsky met een ontboezeming. Letterlijk citaat:

I was raised in a highly religious orthodox upbringing. And I had a complete break with it when I was about 14. And that process of completely breaking to the point now, where I have no religion, I have no spirituality, I’m utterly atheist, and in passing, it is probably the thing I most regret in my life, but it is something I appear not to be able to change.

Waarom heeft iemand spijt van zijn gebrek aan geloof in iets waarvan hij zeker weet dat het niet waar is? Er zijn genoeg mensen die waarde hechten aan verhalen die geen enkele relatie hebben met de werkelijkheid van alledag. Voor hen komt geloven op de eerste plaats. Daarna komen pas de redenen voor geloof. Het oordeel gaat hier vooraf aan het bewijs.

Sapolsky betreurt dat hij niet meer kan geloven omdat hij zo geen troost kan ontvangen. De vraag waarom iemand het geloof verlaat is interessant, vindt hij, maar de vraag waarom iemand het geloof vindt, zoals Ali, is minstens zo boeiend. Hij vindt dat er twee soorten atheïsten zijn. Er zijn mensen die nooit een religieuze opvoeding hebben gehad. Die hebben geen enkele aanvechting om over vragen die met godsdienst te maken hebben na te denken, omdat religie in hun ogen per definitie absurd is. Mensen die vanuit een religieuze positie starten in hun leven en het geloof met pijn vaarwel hebben gezegd zitten in een totaal andere situatie.

Terug naar Ayaan Hirsi Ali.

In Religion, Language, Narrative and the Search for Meaning schrijft Anthony Campbell dat bekeringen op latere leeftijd zelden het gevolg zijn van een intellectueel proces. Het is eerder te vergelijken met verliefd raken. We kunnen wel redenen aanvoeren waarom we van iemand houden, maar die worden vaak achteraf bij elkaar geschraapt. Campbell schrijft dat als mensen baat hebben bij het regelmatig bezoeken van een kerk (of moskee of synagoge of tempel) dit niet gerelateerd hoeft te zijn aan de inhoud van de religie. Het kan ook te maken hebben met het oceanische gevoel deel uit te maken van een groep gelijkgezinden. Samen kun je, is de gedachte, weerstand bieden aan de vrees dat de mensheid op drift is in een volkomen onverschillig universum.

Naschrift:

Richard Dawkins heeft het in The God Delusion (God als Misvatting) over het vaak aangehaalde argument from beauty. Als God niet bestaat, hoe verklaar je dan de sonnetten van Shakespeare? Het werk van Michelangelo? Shubert? Bach? Dawkins schrijft dat de sonnetten van William Shakespeare ook subliem zijn als God niet bestaat. Ze bewijzen, zegt hij, niet het bestaan van God maar het bestaan van Shakespeare. Het idee dat iets zó mooi is dat het niet door een normale sterveling kan zijn gemaakt (en dus het bewijs is dat God spreekt) wijst hij af. Erbarme dich, mein Gott uit de Matthäuspassion klinkt ook mooi als je niet religieus bent. Als Aretha Franklin voor een extatisch publiek Amazing Grace zingt, wordt ook een atheïst, agnosticus of ex-christen omvergeblazen. Als hij of zij een hart heeft tenminste. Toch denk ik dat Dawkins iets over het hoofd ziet. Hij kent immers de verhalen waarop religieuze kunst is geïnspireerd, ook al gelooft hij niet. Erbarme dich wordt sterker als je weet dat het direct volgt op de verloochening van Jezus door Petrus. Drie keer heeft Petrus ontkend dat hij Jezus kent. En als de haan kraait realiseert hij zich dat en vraagt om vergiffenis.

Amazing Grace verwijst naar de genezing van de blinde.

Whether or not He is a sinner, I do not know, all I know is this: once I was blind and now I can see (Of Hij een zondaar is, weet ik niet, een ding weet ik: dat ik blind was, en nu zie).

Ik ken die vertellingen omdat ik er mee ben opgegroeid. Dat was vlak voor de grote ontzuiling. Tegenwoordig zijn die verhalen voor velen irrelevant. Maar zonder context wordt niet alleen begrijpen, maar ook genieten steeds moeilijker.

Head of Christ — Rembrandt

In het Philadelphia Museum of Art hangt een portret van een man in een bruin gewaad met lange haren, zijn hoofd iets naar links gedraaid. Naar alle waarschijnlijkheid heeft de schilder, Rembrandt van Rijn, een joodse jongeman van de straat in Amsterdam gehaald en gebruikt als model.

Het is een prachtig schilderij.

Maar je ziet het pas als je het verhaal kent.

--

--

No responses yet